Stofopname en Filtercapaciteit
Als twee filters dezelfde stofopnamecapaciteit hebben, maar verschillende filtercapaciteiten, zal het filter met een hogere filterklasse een kortere standtijd hebben. In dezelfde tijdsperiode vangt dit filter meer stofdeeltjes. Het afscheiden van deeltjes door filtermedia kunnen we onderscheiden in twee categorieën: oppervlakte - en dieptefiltratie.
Oppervlaktefiltratie
Bij oppervlaktefiltratie is de gemiddelde poriegrootte van het filtermedium kleiner dan de af te vangen deeltjes. Deeltjes kunnen niet doordringen in het filtermedium, waardoor er een afzetting op het oppervlak ontstaat. Dit proces is vergelijkbaar met en zeef. Zodra er op het materiaaloppervlak een zogenaamde stofkoek is opgebouwd, verricht de stofkoek zelf de filtratie. Als de stofkoek van het filtermedium valt, kan het filtratieproces opnieuw beginnen. De stofkoek laten vallen kan door te trillen, schudden of schrapen, maar meestal gebeurt dit door perslucht in tegenstelde richting te blazen. De filtermedia die gebruikt worden bij oppervlakfiltratie hebben van nature een zeer hoge dichtheid daardoor een relatief hoge stromingsweerstand.
Dieptefiltratie
Filtermedia voor dieptefiltratie hebben zeer open vezelstructuren vergeleken met oppervlaktefiltratie. De gemiddelde poriegrootte is aanzienlijk groter dan de af te vangen deeltjes. De deeltjes dringen het filtermedium binnen, waarna ze op weg door het filtermedium een vezel tegenkomen waardoor ze worden gevangen en vastgehouden. Bij dieptefiltratie moet ieder deeltje dus een vezel treffen en daar permanent worden vastgehouden. Dit laatste doet de zogenaamde ‘Van der Waals kracht’. Deze adhesiekracht werkt tussen alle materies en is ongeveer 10.000 keer zo sterk als zwaartekracht maar heeft een kortere reikwijdte.